FRAUDE
Onderstaande artikelen kregen wij toegezonden door Bert Meppelink waarvoor onze dank.
(voor de leesbaarheid zijn de artikelen dmv OCR in goed leesbaar schrift overgezet)
De vragen die de artikelen oproepen zijn:
Wie is in het bezit van de in het artikel genoemde boektitels? "Het paradijs der rovers" is in ieder geval verschenen getuige de advertentie uit oktober 1950.
Waarvoor is junior al eerder veroordeeld?
Uit de Gooi en Eemlander van 14-4-1950
Vertaler stal manuscripten en vervalste de namen der schrijvers
Fraude op de boekenmarkt: De vondeling werd bij ‘t goedgelovig publiek ondergeschoven
Op de groene tafel van de Rotterdamse rechtbank lagen donderdagmorgen naast de sombere wetboeken twee wuft uitziende
In 1947 was de 46-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Amsterdam werkzaam als bedrijfsleider bij de uitgeversmaatschappij De Combinatie te Rotterdam. In die functie eigende hij zich twee manuscripten toe uit de voorraad van deze uitgeversmaatschappij. Van de boeken, die van de hand waren van de Amerikaanse schrijvers Robert J. Horton en Ormond Ase, veranderde hij de oorspronkelijke titels in Het paradijs der rovers en De zoon der wildernis, terwijl hij op de boeken als schrijver vermeldde Max Brand. Bovendien veranderde hij de naam van de vertaler in die van zijn vader en gaf de manuscripten aan zijn vader, de 67-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Rotterdam. Van der B. sr. verkocht de boeken aan een uitgever te Bussum. Beide verdachten, die zich hedenmorgen voor de Rotterdamse rechtbank hadden te verantwoorden, bekenden, doch van der B. jr. voegde hieraan toe dat hij niet geweten had in strijd met de Nederlandse wet te hebben gehandeld omdat Amerikaanse boeken buiten de Berner Conventie vielen. De uitgever verklaarde niet geweten te hebben hoe de zaak in elkaar zat, anders had hij de boeken beslist niet uitgegeven. De officier van justitie, mr. C.W. baron Van Dedem, eiste tegen Van der B. jr., die reeds driemaal was veroordeeld, een gevangenisstraf van vier maanden. Van der B. sr. hoorde een geldboete van fl 200,- subsidiair vijftig dagen tegen zich eisen.
Volgens de titelpagina's waren het de pennevruchten De vondeling en Het heiligdom van de misdaad van de in zekere kringen zeer geapprecieerde Amerikaanse auteur Max Brand. Deze cowboyboeken waren de stukken van overtuiging in de zaak tegen de 66-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Rotterdam en tegen diens zoon de 42-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Amsterdam, die er van beschuldigd waren dat zij deze boeken onder een valse auteursnaam in de handel hadden gebracht. De officier van justitie eiste tegen vader en zoon respectievelijk straffen van tweehonderd gulden boete subsidiair vijftig dagen hechtenis en vier maanden gevangenisstraf.
Robert J. Horton werd Max Brand
Deze affaire heeft tijdens de behandeling voor de Rotterdamse rechtbank een vreemd licht geworpen op de methoden die wel eens worden toegepast om een bepaald genre avonturenromans op de markt te brengen. Zoon Van der B. was werkzaam bij uitgeverij De Combinatie, die, net als veel uitgeverijen, een flinke voorraad manuscripten in portefeuille heeft om deze op een gunstig ogenblik te doen verschijnen. Een van de meest geliefde auteurs voor spannende cowboyboeken schijnt de Amerikaan Max Brand te zijn. Vader Van der B. die als vertaler van dit soort romans zijn brood verdient, vroeg zijn zoon of er niet een stuk of wat romans van deze schrijver voorradig waren om ze te vertalen Max Brands wildwestverhalen waren echter bij De Combinatie uitgeput, maar omdat junior senior niet wilde teleurstellen, verduisterde hij uit de portefeuille twee manuscripten van de schrijver Robert J. Horton. Junior veranderde de schrijversnaam Horton in Max Brand, de vertalersnaam D.L. Uyt den Bogaerd in J.G.H. van der Bovenkamp sr. en veranderde de titels Het paradijs der rovers en De zoon der wildernis in Het heiligdom der misdaad en De vondeling; vader Van der B. ging met deze manuscripten naar uitgeverij Het Goede Boek in Bussum, die, naar de directeur, de heer Rikmans, als getuige vertelde, argeloos de vertaalrechten kocht. De zaak kwam aan het rollen toen de Vereniging tot Behartiging van de Belangen des Boekhandels deze fraude ontdekte. Uitgeverij Het Goede Boek was namelijk niet aangesloten bij deze vereniging. Bij de nasporingen bleek toen al spoedig hoe de vork in de steel zat. Zoon Van der B. had de manuscripten van De Combinatie gestolen. ‘Voelt u niet hoe onbehoorlijk het is om zo maar een willekeurige naam te noemen?’ vroeg de president, mr. J. van Vollenhoven. ‘Nu wel,’ antwoordde de verdachte Van der B. jr., ‘maar ik dacht dat die Amerikaanse auteurs volgens de Berner conventie niet beschermd waren. Ook geloofde ik dat Robert J. Horton een van de schuilnamen van Max Brand was. Die man werkt wel met vier andere namen.’
‘Ik vind dat het publiek op deze manier aan de heidenen is overgeleverd,’ aldus mr. Van Vollenhoven, die het bijzonder aardig vond om nu eens te horen op welke wijze het publiek bij de neus wordt genomen. De uitspraak is bepaald op 27 april.
Uit" Het Vrije Volk" van 27 april 1950
Vorige bericht | Terug | Volgend bericht |