Gezocht: schrijver(s) van ‘Collectie De Sphinx’, door Hans Dijkhuis
In 1942 kwam als ‘Collectie De Sphinx’, uitgegeven door R. Van Aerde uit Brussel, een pocketreeks op de markt met, te oordelen naar de titels, louter detectives. Zeven stuks geeft de lijst achterop het achtste deel, ‘De geheime deur’, waarbij auteursnamen ontbreken. Op het omslag van ‘De geheime deur’ wordt de schrijver wel genoemd: Armand Beaucoup, van wie ondanks die naam verder geen werk bekend is.
Het copyright van het boekje staat op naam van ene De Roeck, en het zoeken op die naam in combinatie met ‘Collectie De Sphinx’ levert nog een negende reeksdeel op, ook uit 1942: ‘Harry de rat’, verschenen bij pulp-uitgever Uitgaven G.L.G., eveneens in Brussel, waarbij ook al ‘Wie doodde meneer Brunet’?’ (nr 7) uitkwam. Die firma nam de reeks blijkbaar van Van Aerde over – waarom dan niet deel 8?
Echt ingewikkeld wordt het bij de auteursnamen. Afgaand op Brinkman, WorldCat, het Lectuur-Repertorium en de catalogus van de Brusselse KB (Nederlandse bibliotheken kennen ‘Collectie De Sphinx’ niet) kan bijvoorbeeld ‘Om 2 uur 15 ‘Square Jupiter’’ (nr 8) geschreven zijn door Frans De Roeck, Franz De Roeck of Frans Armand De Roeck, het drietal dat voortdurend terugkomt, de laatste ook als werkelijke naam van bovengenoemde Armand Beaucoup. Daarbij duiken nog eens vier pseudoniemen op: Frank Rowlands, schrijver van ‘Het lijk in de Amblève’ (nr 2) en ‘Harry de rat’ (nr 9) was schijnbaar Frans Armand De Roeck; M. d’Ourcq - volgens de Brusselse KB: Armand d’Ourcq –
was Frans De Roeck; M.F. De Reeth, schrijver van ‘’n Kogel door de muur!’ (nr 4) was of Frans De Roeck of Frans A[rmand] De Roeck, dezelfden die mogelijk schuil gaan achter M.F Ter Haeghe (volgens het Lectuur-Repertorium, Brinkman heeft: M.F. de TerHaeghe), schrijver van ‘Een moord voor 15 miljoen’ (nr 3).
Het Lectuur-Repertorium weet meer: Frans De Roeck en Frans Armand De Roeck waren neven, de laatste schreef ook onder de naam Frank Rowlands, terwijl de eerstgenoemde achter alle andere bij ‘Collectie De Sphinx’ gebruikte pseudoniemen schuil ging, behalve dan bij Armand Beaucoup, want die wordt door de samensteller gezien als Fransman. Maar de Bibliothèque Nationale de France kent geen Armand Beaucoup, en wanneer andere bronnen dan het Lectuur-Repertorium mogen worden geloofd lost de bedoelde taakverdeling tussen de beide familieleden niets op. Immers, ook Franz Armand de Roeck komt voor, namelijk als schrijver van ‘De zonderlinge verdwijning van mevrouw Neuville’ (nr1), ‘Mijnheer Bell van Manitoba’ (nr 5) en ‘Om 2 uur 15 ‘Square Jupiter’’ (nr 8).
Bovendien wordt ‘De zonderlinge verdwijning van mevrouw Neuville’ , net als ‘Een moord voor 15 miljoen!’ (nr 3) en ‘’n Kogel door den muur! (nr 4)’ aan de ene dan wel aan de andere neef toegeschreven, terwijl driemaal een verschillende schrijversnaam wordt genoemd bij ‘Mijnheer Bell van Manitoba’ (nr 5) en ‘Om 2 uur 15 ‘Square Jupiter’ (nr 8).
Het blijft allemaal even overzichtelijk. Die auteursnamen deden er bij ‘Collectie De Sphinx’ kennelijk weinig toe, niet voor niets stonden achterop de boekjes alleen titellijsten. Was men misschien alleen wat slordig bij de spelling van namen, en werd zo’n tweede voornaam als ‘Armand’ soms gewoon weggelaten? In dat geval is er een radicale oplossing, gesuggereerd door Danny de Laet, in een artikel over Vlaamse misdaadliteratuur uit de jaren veertig van de vorige eeuw (tijdschrift ‘Vlaanderen’, 2004). De hele ‘Collectie De Sphinx’ zou het product zijn van één en dezelfde: veelschrijver Frans De Roeck, die er als een Vlaamse mini-Multon diverse pseudoniemen op na hield en evengoed als detectives ook wild west-verhalen en liefdesromannetjes uit de mouw schudde. Dat klinkt aannemelijk, al vergroot De Laet zelf het raadsel door te stellen dat de naam ‘Franz De Roeck’ uit de koker gekomen zou zijn van de redactie van het Lectuur-Repertorium, en daarin is het toch echt tweemaal ‘Frans’.
Wie eenmaal aan het zoeken geslagen is wil zekerheid – vandaar dit stukje. Wie weet meer over ‘Collectie De Sphinx’? Is het copyright ook bij andere delen dan die uit mijn bezit - ’De geheime deur’ en ‘Wie doodde mijnheer Brunet?’ - van ‘De Roeck’? Dan is de zaak opgelost, zijn alle credits voor Danny de Laet, en is de ‘Collectie De Sphinx’ toch minder raadselachtig dan al door de reeksnaam
beloofd werd.
Hieronder het relaas van Menno Smith over de vondst, de speurtocht naar ontbrekende gegevens en de antwoorden. Aan het eind blijven er nog een paar vragen over. Wie helpt?
Enige maanden geleden kocht ik bij mijn favoriete kringloop, want daar worden oude versleten boeken niet weggegooid, een pulpje dat mijn aandacht trok door de oude illustratie op het voorplat. Toen wist ik nog niet dat het om een detectiveverhaal ging. Dat werd pas duidelijk toen ik na kort doorbladeren de naam Scotland Yard tegenkwam. Aangezien het boekje geen datum, schrijver of vertaling vermeldt bleef het gissen naar de oorsprong van het verhaal. Op basis van de titel heb ik in Hubins The Bibliography of Crime Fiction 1749-1975 gezocht naar titels als Only two letters etc., zonder resultaat. Ook het raadplegen van naslagwerken van Peter Haining voor wbt afbeeldingen leverde niets op. Toen ik het boekje nog eens doorbladerde kwam ik de mededeling dat het geval bekend was geworden als de zwarte koffermoord tegen. Toen ging er een lichtje branden want enige tijd geleden kocht ik op de Fu Manchu-club dag van Rimmer Sterk een Duitse herdruk uit 1925 onder de titel “Der schwarze Koffer”. Op de titelpagina wordt weliswaar geen auteursnaam vermeld maar er was met potlood Maarten Maartens geschreven. Beide boeken vermelden op de laatste bladzijde “juffrouw Simpkinson” en “Australie”. Het sluitende bewijs wordt geleverd door bladzijden 28/29 en 55 van het Duitse boek waar in getekend handschrift ph resp. P Philipp en H. Himmel staat. Aanvankelijk kon ik op internet onder de titel Slechts Twee-Letters geen verdere informatie vinden. Wel is er een heleboel informatie over Maartens te vinden, oa ook een afbeelding van het mooie voorplat van de eerste Engelse uitgave van The black box murder. Gelukkig stond er ook een E-mailadres van de Maarten Maartens Stichting. Ik heb het bestuur gemaild met de vraag of men misschien wist of er ook een Nederlandse vertaling bekend was. Heel snel kreeg ik van bestuurslid Mw Hester Wichers Hoeth de mededeling dat mijn vraag aan de andere bestuursleden was doorgespeeld en kort daarna het antwoord van Dr Bouwe Postmus , oud-docent Engels aan de UVA: bij zijn beste weten is er geen Nederlandse vertaling. Daarop heb ik uiteraard mijn bevindingen doorgegeven. Dhr Postmus reageerde na research op internet met de informatie dat het Leidsch Dagblad van 31/3 t/m 2/5 1911 het feuilleton “De ware schuldige” in 34 afleveringen publiceerde en De Nieuwe Venlosche courant het feuilleton “Slechts Twee-Letters”, Detective-roman van M. Martens(sic) van 2/4 t/m 4/6 1908. Henk Hersevoort die ik contacteerde ivm de illustrator J. vd Burg wist nog te melden dat de Provinciale Drentsche en Asser courant in 55 afleveringen vanaf 1/1/1894 tot 19/2/1894 een verhaal “De zwarte koffer” publiceerde. Het verschijnt nogmaals als “De zwarte koffer” in De Telegraaf (naar het Engelsch) in 26 afl. van 22-2-1920 tot 18-3-1920.
Dit weten we tot nu toe. er ontbreekt dus info over de precieze publicatiedatum van het Neerlandia pulpje, de illustrator en eventuele andere (kranten)uitgaven.
Aanvulling.
Van Frank Zwart hebben we foto’s en info ontvangen waaruit blijkt dat dit boek onder de titel "Het geheim van twee letters" is uitgegeven door uitgeverij De Spaarnestad.
Ook deze uitgave is zonder opgave van auteur.
Uitgeverij De Spaarnestad op zeer dun papier. 130 pagina’s,
Achterin wordt een tweede boekje aangekondigd: Drie typisten.
Papier bijna doorzichtig, omslag lichtgroen en echt doorzichtig. Geniet en vlekkerig. Ik schat datum uitgave rond 1920.
H. Giesen illustreerde voor de 2e W.O. boeken van uitgeverij
Het Nederlandsche Boekhuis en
Bruna. Rond de 2e W.O. voor uitgeverij De Spaarnestad en
na de oorlog jeugdboeken voor uitgeverij Kluitman.
Tevens werkte hij voor tijdschriften als Astra, Nova, Favoriet,
De Practische Huisvrouw en Panorama.
Wie weet er iets over de illustrator H. Giesen?
Wie heeft er titels en/of scans van boeken van uitgeverij Het Nederlandsche Boekhuis of Bruna die door Giesen zijn geïllustreerd?
In ieder geval zijn er 6 boeken van Ivans door hem geïllustreerd.
Van Bert Meppelink kregen we de volgende link doorgemaild.
http://www.dbnl.org/tekst/_par009200301_01/_par009200301_01_0024.php
Dit gaat over de uitgeverij van de Klondyke boekjes van W.F. Hermans.
Het lijkt een doodlopende weg maar misschien weet iemand van onze lezers hier meer van.
afm 19,5 x 13,5 cm
uitgever: G.J. of J.G. (?) afgaande op monogram rechtsboven
24 pag.
jaar: tussen 1947-50 (schatting)
aantal: 1 (?)
inhoud:
1. zonder auteur: op de korrel. p. 1 t/m 16. Westernverhaal. Hoofdpersoon is Jerry Hope
2. Arthur O'Donnell: gentlemen. p. 17 t/m 19.
3. André Fornel: Mijn vriend Marcel (uit het Frans). p. 19 t/m 21
4. Jean Curat: Eerlijkheid. p. 22 t/m 24.
De laatste 3 betreffen korte, niet westernverhalen en zijn waarschijnlijk pseudoniemen van (een) NL auteur(s). Deze namen zijn niet terugvinden op internet en evenmin de hoofdpersonen in de verhalen.
Wie kent deze serie en wie weet hier meer van?? (zie ook: 100 jaar Nederlandstalige pulpbladen-Marinus/Kunst blz 337.)
Dit betreft een toneelstuk geschreven door August Defresne (1893-1963) uitgevoerd door het Verenigd Toneel.
De voorstellingen vonden plaats in het seizoen 1925/1926.
De tekening van de poster is getekend door Arn(oldus Franciscus Adrianus) van Roessel.
Over deze tekenaar/ontwerper is weinig meer te vinden dan zijn geboortejaar 1883 en zijn sterfjaar; 1947.
Zijn beroep was lithograaf. Behalve een paar posters en een paar boekillustraties is er weinig van zijn werk te vinden.
Wie weet hier meer van?
JS
Van Kees de Leeuw kregen we de volgende info:
Van Roessel is geboren te Tilburg op 22-4-1883 en overleden te Bussum op 31-10-1947.
Hij heeft zijn opleiding gevolgd aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam.
Achtereenvolgens heeft hij gewerkt in Putten, tot 1902, Amsterdam tot 1928 en in Bussum van 1928 tot en met 1947.
Deze 8 delige serie, geschreven door Jacques van Workum, is eerst verschenen in het Nederlands (1929-1930) en rond 1938 in het Maleis vertaald..Hieronder een exemplaar uit deze serie in het Maleis.
Is er iemand onder onze lezers die weet wie de tekenaar van het stofomslag is?
JS
Van Frank Zwart kregen we afbeeldingen toegezonden van dit toneelstuk.Uitgegeven door Uitgevery vant Rijkste 's-Gravenhage in 1924.Nu zijn toneelstukken niet bijzonder populair bij de verzamelaar. Waarschijnlijk ook door het ontbreken van een mooie stofomslag. Maar van het een komt het ander. Volgens de site www.schrijversinfo.nl heeft Eduard Veterman een viertal detectives geschreven. Zij noemen de volgende titels: t Ging om een millioen (detective), Kaliber 13 (detective), Vlucht voor de liefde (detective) en Coulissen mysterie (detective).
In de bekende naslagwerken zoals Detectionary, Brinkman en Bronkhorst komen de titels niet voor. Zelfs de auteur wordt bij Detectionary en Bronkhorst niet genoemd. Zijn het toch toneelstukken?
Wie kan hier uitsluitsel over geven?
JS
In 1935 verschijnt bij uitgeverij Hollandia een derde druk van dit detective-spel met een fraaie cover.
afbeelding collectie H. Komrij.
Van Wim van Eyle kregen we de volgende aanvulling:Eduard Veterman schreef onder het pseudoniem Allard van Pelt zes detectives:
Kaliber 13 (1942)
't Ging om een millioen (c. 1945)
Coulissen Mysterie (c. 1945)
De noodlottige tafel (c. 1945)
Ontketende demonen (c. 1945)
Vlucht voor de liefde (jaar onbekend)
Allen uitgegeven door Johan Mulder
Uit de collectie van Frank Zwart komt deze foto van een briefje van W.G. Kierdorf (oprichter en voorzitter van de Geoffrey Gill-club) die onder de naam Pim Hofdorp een reeks detectiveverhalen heeft gepubliceerd. In het briefje wordt vermeld dat er in 1959 twee boeken onder pseudoniem zijn verschenen. Het eerste is "Moord by eb" onder pseudoniem Wil Geerlink. Het 2e boek moet zijn "Moord met staatsie" onder pseudoniem Wil Wanting.
Wie helpt ons aan een afbeelding van "Moord met staatsie"?
Van Wim van Eyle ontvingen wij de volgende aanvulling:
Nog enige details over Moord by eb, Auteur Will Geerlink (niet Wil). Volledige titel Moord bij eb en andere Haagse en Wassenaarse Detective-verhalen. Met een voorwoord door W.G. Kierdorff, voorzitter van de Nederlandse Geoffrey Gill Club. In totaal staan er elf verhalen in het boek, een uitgave van N.V. Uitgeverij W.P. van Stockum & Zoon, 's Gravenhage. Moord met staatsie al jarenlang gezocht, nooit gezien.
Van Kees de Leeuw komt het vervolg:
Echt helpen kan ik niet maar misschien is het interessant om te weten dat "Moord met staatsie" als feuilleton in de periode mei-juli 1956 verscheen als feuilleton in het "Utrechtsch Nieuwsblad". Dit jaargang is via het Utrechts archief digitaal beschikbaar.
We zijn in het bezit van de volgende detective-roman: Van Mafili - Een flirt met den dood.
Op de titelpagina staat als auteur vermeld: Van Mafali. Het betreft een uitgave door
N.V uitgevers mij De Gelderlander uit 1935 en heeft 163 pagina's. De Koninklijke Bibliotheek bezit een exemplaar van dit boek maar verder is er niets te vinden over deze uitgave. Ook over de auteur is niets te vinden. Brinkman vermeld het boek niet.
Wie kan iets meer vertellen over dit boek/auteur?
Onlangs ben ik in het bezit gekomen van: Huib Bakker – De moord in lijn elf (1938) uitgeverij De Uil Amsterdam ondertitel: Van der Pals heeft beet. En dan begint de zoektocht in boeken (oa Brinkman) en op internet en blijkt alles niet zo simpel te zijn als het lijkt. Detectionary noemt als schrijver C.J. Edelman maar dit moet onjuist zijn. Edelman heeft in de jaren 1958-1965 geschreven onder naam Wouter van Swol (Haaien van de havenwijk en Plein der Zonde uitgeverij Orion) én onder de naam Jan Brandts (Mannen die anders zijn, Puberteit en De schaamteloze maagd uitg. Orion) Hoogstwaarschijnlijk is hier het misverstand door ontstaan. Brinkman geeft in 1958 op dat Jan Brandts een pseudoniem is van C.J. Edelman en betrekt daarin gemakshalve ook de vroegere Jan Brandts boeken zoals De grote bankroof, m.i. onterecht, en vervolgens nemen diverse bronnen dit over.
Huib Bakker is een pseudoniem van Anthoon Johan Koejemans (Rotterdam, 20 april 1903 – Trier (Duitsland), 14 juni 1982) Koejemans was een Nederlands journalist, schrijver en politicus. Hij was getrouwd met Sophia Wilhelmina Schäffer. Uit dit huwelijk zijn 2 dochters geboren. Van 1920 tot 1955 was Koejemans lid van de Communistische partij. Hij was redacteur van de Communistische krant en later hoofdredacteur van De Waarheid. Van 1945 tot 1948 was hij lid van de Eerste Kamer en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland voor de CPN. Naast diverse publicaties over politiek verschenen de volgende boeken:
Onder het pseudoniem Huib Bakker: De moord in lijn elf (1938 De Uil) betreft een herdruk van Het mysterie van den miezerigen man. Achterin het boek nog een kort verhaal: De vergeten schakel oftewel Inspecteur Westerhof slaat Van der Pals op punten door Jan Brandts Onder het pseudoniem Antoon Rindra: Het mysterie van den miezerigen man (pulpuitgave 26 cent editie) Herdrukt als De moord in lijn elf, Nul uur tien (1931 Mulder) Onder het pseudoniem Jan Brandts: Miss Mason bemoeit zich ermee (1938 Steenuil), De groote bankroof (1937/47 De Steenuil/De Uil) ondertitel: Waar is het goud van de Nederlandsche Bank? ,Rendez-vous op ’t Tulpplein (1947/1955 De Uil/Fix), roman, Het pension der vreugden (1954/1955 Libra/Fix), Het duivelse oog (Terror in London) (1954 Fix), Onder pseudoniem Anthony Cowman: Big Bill Pete (Libertas Brussel) wild west roman
Wie heeft hierop nog aanvullingen en/of correcties?
JS
Het hieronder gepubliceerde interview is verschenen in het tijdschrift NOVA in 1929.
Na lezing komt de vraag op: Is er daadwerkelijk een Japanse Ivans-uitgave verschenen?
Wie het weet mag het zeggen.
(voor de leesbaarheid is het artikel dmv OCR in goed leesbaar schrift overgezet maar nog wel in oude spelling)
Het artikel is beschikbaar gesteld door Rimmer Sterk.
Onze serie Novo-Interviews De schrijver van de meest gecompliceerde verhalen, vertelt mij ook eens heel simpel en ondubbelzinnig; van zijn werk, zijn succes, zijn bewonderaars. door H. de V.
IVANS
“U vraagt wat me er toe dreef mijn eerste detectiveverhaal te schrijven?”
Wel, de directe oorzaak was een weddenschap. Een van mijn kennissen placht namelijk te zeggen, dat hij altijd al op de helft van een detectivestory wist, wie den moord begaan had, en toen nam ik op me, een verhaal te schrijven, waarin dit niet het geval was; inderdaad kon hij het niet raden en zoo ontstond „De man uit Frankrijk." „En de indirecte aanleiding?" „Ja, dat was een soort protest tegen de z.g. „Schundlectuur" en die Nick-Carter- verhalen vol ongezonde sensatie, die ik absoluut verderfelijk acht. Ik wilde de menschen laten zien dat er ook nog wel een beter soort ontspanningsverhalen is te geven. En — 't is me gelukt, want ik kan niet anders zeggen dan dat de menschen mijn boeken graag lezen en ook de pers is over het algemeen, en vooral de laatste jaren, zeer vriendelijk gestemd. Natuurlijk is er nog wel eens de een of ander, die de opmerking maakt dat ’t geen „literatuur" is wat ik schrijf, maar ik heb toen zelf nooit beweerd, dat ik hooge kunst lever! Ik wil alleen vertellen! Dat mag toch nog wel in Nederland? In het buitenland zijn mijn boeken in verschillende talen vertaald, is de pers nogal enthousiast, en een Vlaamsch criticus wijdde zelfs een heele reeks artikelen aan mijn boeken! Nu onlangs kreeg ik een aanvraag voor een Japansche vertaling."
“Dan heeft u toch wel voldoening van uw werk."
„Ja, maar dat is toch niet wat ik het allerprettigste vind. Wel zijn dat de talrijke brieven die ik altijd ontvang: en vooral die van zieke en herstellende menschen, die opgetogen schrijven dat mijn boeken ze door heel wat vervelende uurtjes hebben heengeholpen. Zoo kreeg ik ook van wijlen Dr. Willem Royaards een langen brief over mijn boeken. U begrijpt, dat ik zooiets buitengewoon op prijs stel. Ook is het mij bekend, dat mijn boeken door een hoogleeraar (wiens naam ik niet noemen wil) wel gebruikt worden om zijn studenten logisch te leeren denken! Maar de wonderlijkste dingen schrijven mijn lezers me soms. Een mijnheer verklaarde, ik moet zeggen allervriendelijkst “ U is een nul", een ander vroeg in vollen ernst of G G. werkelijk bestaan heeft. Maar leuk is het te merken, dat je boeken met volle aandacht goéd gelezen worden- zoo kreeg ik ook een brief van iemand over „de „Dubbelganger"; daarin had ik iemand met één arm laten binnenkomen met een zoontje aan iedere hand! Ook constateerde iemand, dat in „Het verloren Spoor” G.G. in vergelijking met andere boeken te jong was. Nu wist ik dat wel, want ik had het met opzet gedaan, om het verschil in leeftijd met Mariska niet te groot te maken. Maar ik had gedacht, dat niemand dat zou opmerken! Ook vragen sommigen mij, hoe ik mijn boeken schrijf, of ik 't van achteren naar voren doe of omgekeerd. Ja, u hoeft niet zoo verbaasd te kijken, dat wil zeggen of ik begin met de oplossing en dan terug werk. Dat doe ik echter niet. Eerst stel ik de omgeving vast waarin mijn verhaal spelen zal. Een omgeving die mij door en door bekend moet zijn. Zoo goed als alle streken en huizen die ik beschrijf en die ik zelf heb bezocht en gezien. Ik ben er bijna altijd vooruit zelf geweest. Daarom krijg ik vaak prentkaarten van bekenden, maar ook van onbekenden, die een plaats bezoeken of een plek herkennen waarover in een van mijn boeken geschreven wordt. Ik begin dan ook meestal met een vage gedachte mijn verhaal. Personen en handeling komen vanzelf. Mijn figuren groeien onder het schrijven en soms weet ik zelf op de helft van het verhaal met, hoe het zal eindigen." Uw bewonderaars zullen het wel erg naar hebben gevonden, toen G. G. dood was. En of ! Ik kreeg ettelijke verzoeken om G.G. toch weer te laten herleven. Een familie schreef een keurigen brief van. . . . rouwbeklag aan Mr. Hendriks! En brieven van menschen uit allerlei rangen en standen, van professoren en dienstmeisjes, van geestelijken en soldaten!
„U heeft zeker Conan Doyle wèl gelezen ?"
„Natuurlijk. Ik stel zijn boeken buitengewoon hoog. Alleen heb ik tegen de laatste verhalen dit bezwaar, dat Holmes zich in een rookwolk hult, en dan de oplossing weet, in plaats van alles uit de feiten te laten voortkomen. Desalniettemin heb ik veel respect voor hem !" „Hebt u eigenlijk niet nog meer geschreven dan detective-verhalen?" „Ja zeker, als betrekkelijk jonge man schreef ik tooneelstukken. „Zonsopgang" is indertijd door de Kon. Ver. Het Ned. Tooneel bekroond en indertijd heb ik ook nog verschillende andere stukken geschreven, die alle vertoond zijn. Cor van der Lugt gaat nu weêr een stuk van mij spelen en wel ,,De Waakzaamheid van G. G.," dat ik verleden zomer, toen wij bij vrienden in de buurt van Bonn zaten, heb geschreven; en eenige jaren gelëden is door 't gezelschap van Frits en Dolly Bouwmeester met veel succes „De man uit Frankrijk" opgevoerd. Maar behalve de G. G. seriën en de May-serie schreef ik nog meerdere boeken, waaronder twee historische romans en vier jongensboeken". ,,U zei zooeven, dat u als jongeman zoo graag tooneelstukken schreef — dan bent u zeker wel een groot liefhebber van 't tooneel?" „En wat ! Ik ben zelfs medeoprichter/voorzitter geweest van de Amsterdamsche Studenten-Tooneelvereeniging, die zich nu nog in een krachtigen bloei mag verheugen!" Zoo eindigde ons interview met den veelgelezen en geliefden schrijver, die „a vive voix" een even onderhoudend causeur bleek te zijn, als zijn boeken reeds deden vermoeden en zooals u allen, daar wij hem bijna uitsluitend zelf het woord hebben laten voeren, ook wel duidelijk zal zijn geworden. Maar we willen er voor onze lezeressen en lezers nog even bijvoegen, dat Mr. van Schevichaven een lange, slanke man is, met een prettig gezicht; een combinatie van G. G. en Mr. Hendriks! Hij heeft een prachtig studeervertrek, en boven zijn schrijftafel hangt een boekenrekje, waar, in mooie leêren banden, de heele G. G. serie staat, een geschenk van den uitgever. En mogen we nu ook nog verklappen, dat ook een portret van een snoezig meiske des heeren lvans' schrijftafel versiert: de eenige ongetrouwde dochter van onzen auteur? Daar we echter bang zijn, nu te veel in details te treden, zullen we Mr. Van Schevichaven maar bij zijn gezin laten, en ons bescheidenlijk terugtrekken.
Chris. J. van Vliet en dit boek werd in 1982 besproken in een drietal columns van Peter Post in de Goudse Courant. Het boek wordt daarin abusievelijk ‘Hoe een koe een haas kan vangen’ genoemd.
Uit de Goudse Courant van 17 april 1982
‘Nog steeds herlees ik af en toe de onlangs verschenen misdaadroman Moord in de Kaasstad, die zich geheel in Gouda afspeelt, en waarin niet alleen de secretaresse van de Goudse burgemeester wordt vermoord, maar ook door duistere onroerendgoedfiguren wordt gemanipuleerd rond het Nieuwe Marktplan’.
‘Maar wist jij nou ook dat Gouda al éérder het onderwerp was van een spannende detective-story, die kort na de oorlog is verschenen?’
Deze intrigerende vraag werd mij onlangs gesteld door binnenstadbewoner Martin Theussen - een Gouwenaar die ik niet alleen bewonder om zijn fijnzinnig geschreven columns, maar ook om zijn bizarre nachtelijk uitgezonden radioprogramma‘s, die hij ooit als KRO-medewerker vervaardigde onder de noemer Nachtspiegel.
Ik moest hem het antwoord schuldig blijven. Natuurlijk ken ik Pim Hofdorp’s slecht-geschreven Goudse speurdersromannetje Gegooi in de Glazen. En, maar dan met meer interesse, heb ik ook de roman van Rico Bulthuis ‘Het kind dat spelen moest’ gelezen - een tragikomisch relaas over een jongetje dat, ongewild, het overspel verraadt dat zijn oom en tante plegen in een smederij-kachelzaak aan de Oosthaven.
Maar de na-oorlogse detective, die Theussen had opgedolven, was voor mij geheel onbekend. Zijn sterk vergeelde en voor mij volstrekt onbekende boek mocht ik dan ook prompt een weekendje lezen. En hoewel het nogal gedateerd was qua taalgebruik, heb ik er een paar aardige uurtjes aan beleefd.
De schrijver, ene Chr. J. van Vliet, gaf zijn Goudse detective-story de onwaarschijnlijke titel mee: ‘Hoe een koe een haas kan vangen.’ Onder die titel wordt vermeld: ‘Gedachtenprestatie van patiënten-werknemers, opgenomen in de Nederlandsche Zaak, Herstellingsoord Unicum.’
Hoewel het Goudse boek geen jaartal vermeldt, vermoed ik dat het kort na de oorlog uitkwam, en wel bij N.V. Johan Mulder’s Uitgevers maatschappij in Gouda - een bedrijf, dat inmiddels ook al lang is verdwenen.
Schrijver Van Vliet schetst in zijn detective hoe enkele koene Goudse jongens een Gouwenaar uit de nood redden, die zijn geld - hoe onverstandig - onder de vloer van zijn oude stoomblekerij aan de Burgemeester Martenssingel had bewaard. Een onverlaat ploegde de vloer van wasserij De Witte Boord om, nam het geld weg en stortte de eigenaar in het verderf. Want deze man had bovendien nog te maken met de felle concurrentie van een andere stoomwasserij, Het Witte Hemd geheten, en gevestigd aan de Blekerssingel.
Gelukkig had ene J. de Zwart, eigenaar van de Eerste Goudse Begrafenisonderneming aan de Kattensingel, een onverschrokken zoon, die met zijn vrienden licht in de duisternis wist te brengen. Maar alvorens het zover kwam, moesten talloze problemen worden opgelost.
De politiecommissaris deed in het boek eerst nog wat moeilijk, en geloofde niet in het speurwerk van de spitse Goudse jongens. Maar tenslotte erkende ook hij hun kwaliteiten, en komt alles goed.
‘Ik heb ervan genoten’, zei ik, geheel naar waarheid, tegen Martin Theussen. Jammer genoeg moest ik z’n Goudse boek weer teruggeven. En in de handel is ‘t helaas niet meer verkrijgbaar.
Pieter Post
Uit de Goudse Courant van 24 april 1982
Afgelopen zaterdag vroeg ik me in dit wekelijkse kolommetje af wie Gouwenaar Chr. J. van Vliet was.
Ik kwam zijn naam tegen als schrijver van een mij onbekende detective, die kort na de oorlog verscheen onder de titel ‘Hoe een koe een haas kan vangen’.
Twee Gouwenaars brachten licht in de duisternis. Dr. J.L. van Eijk van de Graaf Florisweg reageerde, en haalde herinneringen op aan die markante maar inmiddels overleden stadgenoot. En ook de heer C. Rodenberg uit de Gravin Jacobastraat, getalenteerd amateur-schilder, nam contact met mij op. Hij schreef me: ‘Hooggewaardeerde Pieter Post. In uw wekelijkse rubriek ‘Gouda, anders bekeken’ besteedde u aandacht aan ene Chr. J. van Vliet op. Jarenlang heb ik Chris van Vliet op de Kaarsenfabriek Gouda-Apollo meegemaakt, aan de bittertafel in de Beursklok, ook zijn broer Arie (de bekende verzekeringsman, die aan de Noord-Steijnkade woonde), en broer Gerrit, in dienst bij de Gemeenteontvanger op de Lage Gouwe.
In het begin van de jaren dertig trad Chrissie van Vliet, als 16- à 17-jarige, als jongste bediende bij ons op de Kaarsenfabriek (afdeling Binnenland, chef: de heer Geeverding) in dienst. Zijn enthousiasme was niet te stuiten, dat bleek aldra. En dat is zijn hele diensttijd bij ons zo gebleven.
Hij bracht het al snel tot vertegenwoordiger in de Kaarsenbranche. En het moet worden gezegd, hij zag in de moeilijke crisisjaren kans om flinke orders in de wacht te slepen. Zijn aanleg te kunnen ‘praten als Brugman’ maakte dat hij bij de commercieel-directeur, ir. C. van Loon, tegen wie wij in die tijd enorm opzagen, een potje kon breken.
Hij ging er prat op dat hij eens ‘n grote afnemer van kaarsen voor ons had gewonnen, waarvan de heer Van Loon hem had gezegd dat het ‘m nooit zou lukken. Tijdens het rapporteren aan Ir. Van Loon pakte hij diens hoed, zette hem op het hoofd van de grote baas en gebood hem de hoed uit eerbied voor de geweldige Chris van Vliet weer af te nemen. Of de blauwbloedige heer Van Loon de grap leuk vond, weet ik niet. Chris van Vliet zij mij, uiteraard, van wel.
Op den duur evenwel ging zijn vlucht te hoog. Ik herinner me nog dat ik hem zei: ‘Chris, je staat niet meer met beide benen op de grond’. Het geschiedde in die dagen dat een Amerikaan, een kanjer van een zakenman, Holland bezocht om grote zaken te doen. Hij logeerde in het Amstelhotel in Amsterdam, waar het puikje uit het zakenleven in de rij stond voor een kort gesprek Zelfs ir. Van Loon kreeg geen slag aan de bak. ,,Mag ik ‘t proberen?’ vroeg Chris. ‘Ach, Van Vliet, wat zou je’ kreeg hij ten antwoord. Ik was er toevallig getuige van. Onze big boss zei bijna nooit ‘ja’ of ‘nee’ We hadden de gewatteerde deur van de directiekamer nog maar net dichtgetrokken of Chris sloeg me op de schouder en zei: ‘Nou zal je wat beleven. ‘Boek alvast maar ruimte in schepen naar Amerika.’
Maar zo gek was ik niet’ aldus de herinneringen van Gouwenaar C. Rodenberg aan de Goudse ‘detective-schrijver’ Chris van Vliet.
Pieter Post.
Uit de Goudse Courant van 1 mei 1982
Wie was Chris J. van Vliet, de Gouwenaar die kort na de oorlog een Goudse detective schreef onder de titel ‘Hoe een koe een haas kan vangen’, en waarom liet hij dit opmerkelijke boek verschijnen?
Die vraag stelde ik 14 dagen geleden in dit wekelijkse kolommetje. En gelukkig zorgde een trouwe lezer van deze rubriek voor het antwoord op die vraag. De heer C. Rodenberg uit de Graaf Florisweg leverde oplossing, en zette zijn herinneringen aan Chr. van Vliet op papier.
Hierbij het laatste deel over Chr. J. van Vliet, die vertegenwoordiger was bij de kaarsenfabriek Gouda-Apollo en bekend stond om zijn onorthodoxe optreden.
De heer Rodenberg: ‘Chr. van Vliet slaagde erin om een keiharde Amerikaanse zakenman, die in het sjieke Amstelhotel in Amsterdam logeerde, te interesseren voor de producten van onze kaarsenfabriek. Hij boekte zélf ook een kamer, naast die van die Amerikaan, en legde op de gang een dure loper uit. En op het moment dat Gordon, zoals-ie heette, naar buiten kwam, sprak Chris van Vliet hem aan en zei: ‘Ik heb de loper uitgelegd, komt u even mij binnen om mijn collectie kaarsen te bekijken.
Mr. Gordon had schik in die voortvarende jongeman en ging op zijn voorstel in. Chris zei: ‘Bekijkt u even de monsters, dan ga ik nog even een collectie uit de auto halen’. Hij haastte zich naar de telefooncel en belde op de late avond de grote baas van de Kaarsenfabriek, ir. Van Loon in Den Haag. ‘Komt u direct naar het Amstelhotel, Mr. Cordon verwacht u’ ... Maar directeur Van Loon voelde er niets voor om opgetrommeld te worden.
Intussen deed Chris zijn zaken met de grote Amerikaan, hetgeen resulteerde in enkele proeforders’, aldus de brief van Gouwenaar Rodenburg, die vervolgt: ‘Ik heb er nog veel werk aan gehad, maar het is bij die kleine kaarsenzending gebleven.’
Om een idee te geven waartoe Chris van Vliet in staat was, het volgende. Op een zaterdagmiddag zaten mijn collega Janmaat en ik als redacteuren bij mij thuis het personeelsblad Kaarslicht op te maken, toen Chris van Vliet met zijn pompeuze auto voor de deur stond. Hij kwam om de uitvoering van de Amerikaanse kaarsenorders, het transport en vooral de uitvoerdocumenten met mij te bespreken. Voor het werk dat ik aan hem had, bracht hij een grote kist sigaren mee, in plaats van zijn detective.
Tesamen met de van hem te verwachten stuntverhalen nam dat gesprek de hele zaterdagmiddag in beslag. Het vroor die dag dat het kraakte. Toen ik hem tenslotte uitliet, zei hij: ‘Ik hoop dat mijn vrouw nog in de auto zit’. Ik keek, en ja, daar zat ze, na vier uur lang, verkleumd van de kou. Ik ben verschrikkelijk tegen hem uitgevaren. Lachend zei hij ‘Daar is ze aan gewend ...’ Ja, dat was Chris, ten voeten uit’.
Over het feit dat Chris van Vliet onder de titel ‘Hoe een koe een haas kan vangen’ een Goudse detective schreef, stelt de heer Rodenberg: ‘Hij heeft die geschreven om aan geld te komen voor het herstellingsoord Unicum, waar hij zich voor inspande.
De roman is inderdaad vlak na de oorlog uitgegeven.
Chris overleed op jonge leeftijd, na een operatie aan z’n blinde darm.’
Pieter Post
Naschrift
In mijn eigen exemplaar trof ik een brief aan waaruit onomstotelijk blijkt dat het boek in augustus 1947 is verschenen.
De boeken werden per beurtvaart bij de bestellers bezorgd. Uit de nota van de Beurtvaart blijkt dat het boek 4 gulden kost inclusief verzenden (rembours).
Rond die tijd is door Chris van Vliet ook nog een "Unicum Courant" uitgegeven waar men zich op kon abonneren.
Het hierboven genoemde boek "Een wonderlijk kind" is geen detective maar een familieroman.
HET VERHAAL GAAT NOG VERDER
Op de website http://home.hccnet.nl/e.a.v.vliet/historie/onder.htm staat het volgende te lezen over Van Vliet en zijn boeken:
De boeken van Christoffel Jacobus van Vliet (1916-1957)
Chris J. van Vliet (zoon van Martinus van Vliet) is de auteur van een tweetal ‘Goudse’ boeken. Het eerste boek is: ‘Een koe kan wel eens een haas vangen’.
Het andere heet: ‘Een wonderlijk kind’. Beide boeken zijn, waarschijnlijk eind jaren veertig begin jaren vijftig uitgegeven door de inmiddels verdwenen N.V. Johan Mulder’s uitgeversmaatschappij te Gouda.
‘Een koe kan wel eens een haas vangen’ heeft Chris geschreven om aan geld te komen voor de stichting van Unicum, een herstellingsoord te Heemstede (waaruit het latere Nieuw Unicum te Zandvoort is voortgekomen), een project voor de stichting waarvan zijn zwager, Jacobus Gerardus Maria (Jacques) Bergervoet (1910-1974) mede het initiatief heeft genomen.
Jacques had in zijn jeugd ‘kinderverlamming’ (poliomyelites anterior acuta) gehad. Als gevolg daarvan had hij een rolstoel nodig en moest hij bij veel van zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen geholpen worden. Hij was een ondernemende man en kon zijn ambities ondanks zijn handicap ook waarmaken omdat hij liefdevol werd verzorgd door zijn vrouw Aaltje Jacoba (Koog) van Vliet en huisgenote Mia Meijer, beiden verpleegkundigen.
Jacques trok zich het lot aan van de polio-patienten die het wat betreft verzorging en mogelijkheden voor emplooi minder goed hadden getroffen. Voor hen wilde hij een omgeving scheppen waar zij met de juiste zorg wat van hun leven konden maken. En zo ontstond het idee van het herstellingsoord Unicum, een woon- en werkgemeenschap waar men patient én werknemer kon zijn.
Jacques is jarenlang directeur geweest van het herstellingsoord. Zijn vrouw Koog was er hoofd huishouding en huisgenoot Mia hoofd verplegingdienst. Zonder de hulp van hen had hij waarschijnlijk zijn bestuurlijke werk niet kunnen doen.
‘Een koe kan wel eens een haas vangen’ wordt gepresenteerd als een ‘Gedachtenprestatie van patiënten-werknemers, opgenomen in de Nederlandsche Zaak Herstellingsoord Unicum’. Het verhaal is dus door de patienten-werknemers van Unicum verzonnen en Chris heeft dit materiaal tot boek heeft omgewerkt.
Het boek wordt gebracht als detectiveroman, maar het is, zoals al blijkt uit de flaptekst, meer een oubollig jongensboek. Voor oudere Gouwenaars, die er nog veel locaties in kunnen herkennen, is het zeker een leuk verhaal.
Flaptekst
Het boek van Chr. J.van Vliet, kort na WO II uitgegeven door Unicum in Heemstede (274 p.) bevindt zich in de Heemsteedse bewaarcollectie, tegenwoordig in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief in Haarlem.
Hieronder een citaat uit mijn publicatie 'Zorg aan de Duinrand' (Haarlem, 2000), waarin op pagina ook een foto staat van de (licht) gehandicapte) auteur en toenmalig directeur Van Vliet:
EEN NIEUWE BESTEMMING: STICHTING UNICUM (1) [betreft Kennemerduin aan de Herenweg, Heemstede. Eerst burgemeesterswoning, later gereformeerd bejaardenhuis, nu zorgcentrum]
Vila Kennmerduin (afgebroken 1962)
"De huidige instelling Nieuw Unicum in Zandvoort voor lichamelijk gehandicapten vond haar oorsprong in het huis Kareol te Aerdenhout, dat zich na 1940 had ontwikkeld tot een herstellingsoord ten behoeve van oorlogsinvaliden. In augustus 1945 is 'Kareol' (tijdelijk) bestemd als sanatorium voor verzetsdeelnemers. De op dat moment 9 'gewone' verpleegden moesten daarom verhuizen, eerst naar een kleine villa in de Zonnebloemlaan in Aerdenhout. Omdat het landhuis Kennemerduin niet meer bewoond werd is het door de familie Van Lennep verhuurd aan het herstellings- en en verplegingsoord voor invaliden en chronisch zieken (uitsluitend mannen). Personeel en vrienden brachten de nodige gelden bijeen, organiseerden collecties en mengden de burgerverpleegden met marinepersoneel om de exploitatie van het te renoveren huurpand in Heemstede mogelijk te maken.
Sinds 1948 is de instelling Nieuw Unicum geheten.
Oprichter en eerste directeur was de heer Chr. J.van Vliet. Hij was zelf invalide als gevolg van kinderverlamming. Uitgegeven door Unicum publiceerde hij een roman: 'een Koe kan wel eens een Haas vangen' met als ondertitel 'Gedachtenprestaties van patiënten-werknemers, opgenomen in de Nederlandsche zaak herstellingsoord "Unicum".
Voor het weinige (ten dele inwonende) verplegend en huishoudelijk personeel was hetvoor weinig loon laag en hard werken. De bewoners verdienden een zakcentje met het maken van allerlei nuttige en fraaie voorwerpen, van tafelmatjes tot oorbellen, die aan belangstellenden verkocht werden. (...)"
(1) Na enkele verhuizingen (o.a. Bloemenhove, (nu abortuskiniek) verrees in 1969-1970 in de duinen tussen Bentveld en Zandvoort het complex voor lichamelijk invaliden Nieuw Unicum dat nog altijd bestaat.
Onderstaande artikelen kregen wij toegezonden door Bert Meppelink waarvoor onze dank.
(voor de leesbaarheid zijn de artikelen dmv OCR in goed leesbaar schrift overgezet)
De vragen die de artikelen oproepen zijn:
Wie is in het bezit van de in het artikel genoemde boektitels? "Het paradijs der rovers" is in ieder geval verschenen getuige de advertentie uit oktober 1950.
Waarvoor is junior al eerder veroordeeld?
Uit de Gooi en Eemlander van 14-4-1950
Vertaler stal manuscripten en vervalste de namen der schrijvers
Fraude op de boekenmarkt: De vondeling werd bij ‘t goedgelovig publiek ondergeschoven
Op de groene tafel van de Rotterdamse rechtbank lagen donderdagmorgen naast de sombere wetboeken twee wuft uitziende
In 1947 was de 46-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Amsterdam werkzaam als bedrijfsleider bij de uitgeversmaatschappij De Combinatie te Rotterdam. In die functie eigende hij zich twee manuscripten toe uit de voorraad van deze uitgeversmaatschappij. Van de boeken, die van de hand waren van de Amerikaanse schrijvers Robert J. Horton en Ormond Ase, veranderde hij de oorspronkelijke titels in Het paradijs der rovers en De zoon der wildernis, terwijl hij op de boeken als schrijver vermeldde Max Brand. Bovendien veranderde hij de naam van de vertaler in die van zijn vader en gaf de manuscripten aan zijn vader, de 67-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Rotterdam. Van der B. sr. verkocht de boeken aan een uitgever te Bussum. Beide verdachten, die zich hedenmorgen voor de Rotterdamse rechtbank hadden te verantwoorden, bekenden, doch van der B. jr. voegde hieraan toe dat hij niet geweten had in strijd met de Nederlandse wet te hebben gehandeld omdat Amerikaanse boeken buiten de Berner Conventie vielen. De uitgever verklaarde niet geweten te hebben hoe de zaak in elkaar zat, anders had hij de boeken beslist niet uitgegeven. De officier van justitie, mr. C.W. baron Van Dedem, eiste tegen Van der B. jr., die reeds driemaal was veroordeeld, een gevangenisstraf van vier maanden. Van der B. sr. hoorde een geldboete van fl 200,- subsidiair vijftig dagen tegen zich eisen.
Volgens de titelpagina's waren het de pennevruchten De vondeling en Het heiligdom van de misdaad van de in zekere kringen zeer geapprecieerde Amerikaanse auteur Max Brand. Deze cowboyboeken waren de stukken van overtuiging in de zaak tegen de 66-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Rotterdam en tegen diens zoon de 42-jarige vertaler J.G.H. van der B. uit Amsterdam, die er van beschuldigd waren dat zij deze boeken onder een valse auteursnaam in de handel hadden gebracht. De officier van justitie eiste tegen vader en zoon respectievelijk straffen van tweehonderd gulden boete subsidiair vijftig dagen hechtenis en vier maanden gevangenisstraf.
Robert J. Horton werd Max Brand
Deze affaire heeft tijdens de behandeling voor de Rotterdamse rechtbank een vreemd licht geworpen op de methoden die wel eens worden toegepast om een bepaald genre avonturenromans op de markt te brengen. Zoon Van der B. was werkzaam bij uitgeverij De Combinatie, die, net als veel uitgeverijen, een flinke voorraad manuscripten in portefeuille heeft om deze op een gunstig ogenblik te doen verschijnen. Een van de meest geliefde auteurs voor spannende cowboyboeken schijnt de Amerikaan Max Brand te zijn. Vader Van der B. die als vertaler van dit soort romans zijn brood verdient, vroeg zijn zoon of er niet een stuk of wat romans van deze schrijver voorradig waren om ze te vertalen Max Brands wildwestverhalen waren echter bij De Combinatie uitgeput, maar omdat junior senior niet wilde teleurstellen, verduisterde hij uit de portefeuille twee manuscripten van de schrijver Robert J. Horton. Junior veranderde de schrijversnaam Horton in Max Brand, de vertalersnaam D.L. Uyt den Bogaerd in J.G.H. van der Bovenkamp sr. en veranderde de titels Het paradijs der rovers en De zoon der wildernis in Het heiligdom der misdaad en De vondeling; vader Van der B. ging met deze manuscripten naar uitgeverij Het Goede Boek in Bussum, die, naar de directeur, de heer Rikmans, als getuige vertelde, argeloos de vertaalrechten kocht. De zaak kwam aan het rollen toen de Vereniging tot Behartiging van de Belangen des Boekhandels deze fraude ontdekte. Uitgeverij Het Goede Boek was namelijk niet aangesloten bij deze vereniging. Bij de nasporingen bleek toen al spoedig hoe de vork in de steel zat. Zoon Van der B. had de manuscripten van De Combinatie gestolen. ‘Voelt u niet hoe onbehoorlijk het is om zo maar een willekeurige naam te noemen?’ vroeg de president, mr. J. van Vollenhoven. ‘Nu wel,’ antwoordde de verdachte Van der B. jr., ‘maar ik dacht dat die Amerikaanse auteurs volgens de Berner conventie niet beschermd waren. Ook geloofde ik dat Robert J. Horton een van de schuilnamen van Max Brand was. Die man werkt wel met vier andere namen.’
‘Ik vind dat het publiek op deze manier aan de heidenen is overgeleverd,’ aldus mr. Van Vollenhoven, die het bijzonder aardig vond om nu eens te horen op welke wijze het publiek bij de neus wordt genomen. De uitspraak is bepaald op 27 april.
Uit" Het Vrije Volk" van 27 april 1950
Nog steeds is er geen afbeelding boven water gekomen van dit boek.
Van Eef Nulden kregen we de volgende informatie:
Het verhaal "De stille wachters van H.N. van der Voort" staat als feuilleton in het blad "Gelderland in woord en beeld". Het gaat dan over de bladen van 26- 11- 1926 t/m 11- 2- 1927. In de afleveringen 1 t/m 9 wordt als auteur
H.N. van der Vat genoemd en in de afleveringen 10 t/m 13 wordt H.N. van der Voort als auteur genoemd. De ingebonden bladen over die periode zijn in mijn bezit. Volgens mij zijn er in die tijd soortgelijke bladen als het genoemde blad verschenen, mogelijk per provincie en waarschijnlijk met gedeeltelijk dezelfde inhoud.
Wij kennen in ieder geval het tijdschrift "Grooot Rotterdam" waar dit verhaal ook in staat.
Wie kent andere edities van ".... in woord en beeld" waar deze feuilleton in opgenomen is?
Onlangs is opnieuw een zeldzaam exemplaar opgedoken van Lord Lister.Dit betreft een exemplaar uit Griekenland verschenen als deel 2 in de Griekse reeks.
In Nederland is dit deel verschenen als deel 6; De dubbelganger van de bankdirecteur.
Verdere gegevens ontbreken nog. Wordt hopelijk vervolgd.
Dat er over Lord Lister niets meer te vinden zou zijn/geen nieuwe info meer boven water komt kunnen we als vereniging nu al weerleggen: hieronder twee scans van een Libanese detectivepulp uit 1932, uitgegeven in Beiroet met daarin reclame voor Lord Lister.
De getekende kop is gelijk aan de Nederlandse gekleurde nrs in de 500/600 reeks en de Franse herdruk die begon zo rond 1924. Nu is dat wel verklaarbaar aangezien Libanon sinds 1920 Frans mandaatgebied was, dus de contacten/een potentiele afzetmarkt waren er al.
Wie ziet kans om de tekst te (laten) vertalen?
Wie weet hier meer van? Het boek zelf roep veel vragen op. Hieronder een impressie.
Oorspronkelijke detective. Achter dit pseudoniem zit
Willem Johan Cornelis van Santen. Geboren: Rotterdam, 14 augustus 1885. Overleden: Renkum, 1944
Pseudoniemen: Guy Hamilton, Percy King, A.E. Stratton
Onder de naam W.J.C. van Santen:
Dr. Nathan Oppenheim's Medicinale Baden 1941 Westland
Onder het pseudoniem Guy Hamilton:
De vergissing van superintendant Quild 1937 Ned Boekhuis
Het mysterie op de "Princess Marina" 1937 Ned Boekhuis
Alibi 1939 Helmond Speciaalserie nr. 60
Onder het pseudoniem Percy King:
De beslissende ronde 1938 Ned Boekhuis
Het renbaan-schandaal van Epsom 1938 Ned Boekhuis
De moord in het hotel 1939 Ned Boekhuis
Het camera-mysterie 1940 Ned Boekhuis
Het gestolen vliegtuig 1946 Ned Boekhuis
Zaken zijn zaken 1947 Ned Boekhuis
Het noodlot van de Ransome Rovers.
ot: Een voetbalroman uitgegeven door
Onder het pseudoniem A(rthur) E(dward) Stratton:
De beproeving van Harold King 1933 Bruna
Melrose's vergelding 1933 Bruna
De vier die waakten
Scotland Yard voor heete vuren Verwer
Lady Cynthia's roode rozen Verwer
Bovenstaand de gegevens van Detectionary,
De vier die waakten dus zonder jaar van uitgave en uitgever. Zelf heb ik het boek en inderdaad nergens een vermelding. Veel jaren later kom ik een bestelbiljet tegen van Uitgeverij Schoonderbeek met de titel: De vier die waakten.
Op grond van de andere boeken die aangeboden worden, kan ik de lijst dateren op 1947.
Het boek zelf wijkt echter af van de gebruikelijke bibliotheekboeken die Schoonderbeek aanbiedt. Normaal formaat 14 x 20 en ongeveer 200 pagina’s. Dit boek is groot 15 x 22 en heeft 303 pagina’s. Het voorplat heeft een typisch behangstructuur en ik denk dat ze na de oorlog niet veel keuze hadden in soorten papier, alles was bruikbaar. De afbeelding op het voorplat is niet gesigneerd maar waarschijnlijk gejat van een Amerikaans pulpblad. De grote schaduwvlek geeft extra accent op de afbeelding en die had ik vaker gezien bij de boeken van Grant Stockbridge van dezelfde uitgever.
Op de titelpagina staat: De vier die waakten (the four that watched) door Arthur Edward Stratton (Schrijver van: “Lady Cynthia’s roode rozen”, Scotland Yard voor Heete Vuren, enz.) Beide titels hebben weliswaar een band die een andere structuur heeft maar kenmerkt zich ook door slecht papier/karton. Beide titels verschenen bij Verwer in Winschoten. Het is toch normaal dat een uitgever alleen oudere titels van een schrijver vermeld in een boek dat ze zelf uitgeven, alleen waarom dan niet de naam van Verwer? Van Santen overleed in 1944, maar waarom zijn deze laatste 3 delen overgegaan van het Nederlandsche Boekhuis naar Verwer? Die gaf dus 2 titels uit in 1947? De derde wel klaar als boekblok maar Verwer failliet? Het is gebruikelijk dat boeken die plano bij een drukker liggen wel eens overgingen naar het fonds van een ander. Als Schoonderbeek het plano opgekocht heeft, waarom dan geen naam op het titelblad? Wel lijkt het mij duidelijk dat het voorplat ontworpen is door een kunstenaar/illustrator die voor Schoonderbeek werkte in die periode (Pieter Kuhn?) Het stofomslag tenslotte heeft een niet-Nederlandse uitstraling, qua afbeelding en uitvoering. Goedkoper was het dan ook om een afbeelding uit een blad of boek over te nemen en te voorzien van Nederlandse beschrifting. Deze beschrifting wijkt weer sterk af van wat Verwer heeft gebruikt en wijkt zelfs al van Schoonderbeek. Kijk maar eens naar de naam van de schrijver, de letters verschillen van hoogte, de N loopt sterk op. De titel heeft ook twee soorten handschrift. De afbeelding zelf is eerder Spaans/Argentijns dan Engels, het verhaal speelt zich echter af in Engeland. Zijn het feestgangers of deelnemers aan een bal?
Allemaal vragen dus over dit curieuze boek, wie weet er (nog) meer van?
Hillebrand
Er verschenen 12 omnibussen in de periode 1936/1937. De banden zijn vaak slecht omdat alle gewicht in de rug hangt. Perfect strakke exemplaren zijn moeilijk te vinden. Zelf heb ik ooit voor f 40,- 1 exemplaar met stofomslag gekocht, de andere 4 die de verkoper had, heb ik laten liggen (gewoon te duur -op dat moment-) De stofomslagen hadden allemaal een andere kleur, alleen die titels varieerden.
Wie weet of ze alle 12 een stofomslag hadden c.q. wie heeft ze? Ook heb ik een deel waar de stofomslag mee gebonden is (slechts 1 van de 3), zo te zien niet later toegevoegd in het boekblok. Kijk alle deeltjes even na om te controleren dit ook bij jullie omnibussen voorkomt.
HK
Naschrift. In mei 2015 wordt op Marktplaats een omnibus aangeboden. Deze bevat de volgende titels:
De Schaduw, Het Spinneweb en De IJskoningin. De schaduw is mét het originele omslag mee gebonden.
Het komt dus vaker voor maar alleen nog maar bij exemplaren van De schaduw.
js
Van Kees de L. kregen we nog de onderstaande info:In 1934 en 1936 verschenen er twee boeken onder de auteursnaam J. Palet (een pseudoniem van Anita Rambonnet) bij uitgeverij Kolff.